Pomologie
In Friesland waren de afgelopen eeuwen heel wat state's en stinzen te vinden, dit waren er in Friesland meer dan duizend. Op deze plekken woonden notabelen, die het geld en de ruimte hadden om boomgaarden en "lusthoven" aan te leggen. Waar de armere bevolking vaak pitten zaaide en zo fruit oogsten van middelmatige kwaliteit, konden de notabelen en hun tuinmannen experimenteren met het enten van de best gewaardeerde rassen op zwakker groeiende onderstammen, zodat er binnen enkele jaren de eerste vruchten konden worden geoogst, veel rassen konden worden uitgeprobeerd, geëxperimenteerd kon worden met leibomen in allerlei vormen, tot berceau's: loofgangen die overgroeid werd met (meestal) perenbomen, waar wandelingen konden worden gemaakt, zonder dat de dames uit gegoede kringen bruin werden van de zon. Dat bruine velletje was tenslotte iets wat bij de landarbeiders hoorde. In oude boeken over fruitrassen, ook wel pomologieën genoemd, is te lezen dat de uitwisseling van enthout niet alleen een regionale aangelegenheid was. Nadat de romeinen de appels en peren zoals wij ze tegenwoordig kennen, meenamen naar west europa, was er tussen notabelen in Duitsland, België, Frankrijk, Engeland, en Scandinavië, een levendige handel in enthout (éénjarige takken van een boom, die in de winter verzonden werden naar kennissen, vaak vergezeld met beschrijvingen van de eigenschappen en kwaliteiten van het desbetreffende ras).
Johann Hermann Knoop werd in 1731 door Maria Louise van Hessen-Kassel (ook wel Marijke Meu genoemd in Friesland) naar Leeuwarden gehaald. Hij was de zoon van de tuinbaas van haar vader ,in de Freyenhagen in Kassel, en kreeg als opdracht om de Mariënburg (ten zuidwesten van de stad Leeuwarden), een lusthof aan de leggen, waar groenten, fruit, en bijzondere planten werden geteeld. Ook werden hier waarschijnlijk de eerste aardappelen van Nederland geteeld.
Johann Hermann Knoop was een wijze man, en hield zich naast pomologie bezig met wiskunde en sterrenkunde. Hij nam veel fruitrassen mee vanuit Duitsland, maar gebruikte ook Franse rassen. Er waren voor hem wel eerder mensen geweest die fruitrassen uit die tijd beschreven, maar hij was de eerste ter wereld die boeken uitbracht met gekleurde platen van de vruchten. De dochters van de uitgever kleurden de platen in. Zijn boeken bevatten een schat aan informatie, en worden nog steeds wereldwijd gebruikt. De appel "Doeke Martens", waarschijnlijk uit Coarnjum, en de "Hallemine Bonne", een peer uit Hallum, werden als Friese rassen beschreven. De overige bekende Friese appelrassen zijn later pas ontstaan.
Zo werden de afgelopen eeuwen vele fruitrassen in Fryslân aangeplant, en om te inventariseren wat er nog aan bijzondere appel-, peren- en pruimenrassen terug kon worden gevonden, werd in 2004 Stichting Fruit yn Fryslân opgericht, onder toeziend oog van Notaris Knoop, een nazaat van .......jawel :-)
Jean-Baptiste van Mons
Jean Baptiste van Mons (1765-1842) heeft veel betekend voor het ontstaan van nieuwe perenrassen.
Meerdere rassen op één boom enten
Hierboven een foto die ik in 2010 van de engelse Howard Stringer(1923-2012) kreeg. Hij heeft in de fruitcollectie van Wisley (Woking, GB), zeer goed werk verricht. Op de foto staat een Bramley Seedling, waarop 243 verschillende appelrassen werden geënt. De appels zijn bijna rijp, en de takken worden ondersteund om het gewicht te kunnen dragen en niet te scheuren. Overal zie je andere soorten appels, het naamkaartje hangt erbij.
Ook op de foto hierboven, meet daarop een perenboom in de tuin van rassenverzamelaar Franz Wörister in Ünterweitersdorf, Oostenrijk, staan 150 verschillende perenrassen. Ook hier zie je aan de labeltjes waar welk perenras zit. Als deze wegwaaien heb je natuurlijk wel een probleem!
Wanneer de naam van het ras van een boom niet bekend is, proberen we de juiste naam bij het ras te ontdekken. Zo'n tweederde van de rassen zijn redelijk eenvoudig, zo komen de appels Schone van Boskoop, Bramley's Seedling, Groninger Kroon, Zoete Kroon, Notarisappel, Jonathan, en de peren Gieser Wildemans, Saint Remy, Winterjan, Conference, Legipont, Zwijndrechtse Wijnpeer, en andere, geregeld voor. Doorgaans herkennen we die direct. Ook een aantal andere rassen kennen we inmiddels redelijk goed. De krenten in de pap zijn voor ons de rassen die ooit wel beschreven zijn, maar die nauwelijks meer in collecties te vinden zijn. Af en toe vinden we zo'n pareltje, die we dan vergelijken met beschrijvingen in verschillende oude pomologieën.
Op de foto Daniël Willaeys (1935-2020), die in het Vlaamse Halle-Zoersel op ecologische wijze fruit teelde, en zeer actief was om andere mensen hierover te vertellen. Zijn blogs als "kleinfruitliefhebber" bevatten een schat aan informatie over fruitrassen en de teelt daarvan. Ook organiseerde hij regelmatig reizen naar de engelse collectietuinen. Als Friezin werd ik uitgenodigd om bij hem en zijn vrouw Aleide te logeren, voorafgaand en achteraf deze reizen. Wat heb ik veel van hen geleerd!